From Heraldry of the World
Jump to navigation
Jump to search
|
Tags: Mobile edit Mobile web edit |
Line 2: |
Line 2: |
| == HERALDISCH COMPENDIUM == | | == HERALDISCH COMPENDIUM == |
|
| |
|
| Een systematisch overzicht van heraldische termen met sprekende voorbeelden bewerkt en samengesteld door H.K. Nagtegaal (2010). | | Een systematisch overzicht van heraldische termen met sprekende voorbeelden bewerkt en samengesteld door Hans Nagtegaal in 2010. |
|
| |
|
| Dit overzicht bevat ongeveer 1500 afbeeldingen en is daarom ingedeeld in verschillende files. | | Bewerkt en beschikbaar gesteld door een samenwerking van het [[File:ngh.jpg|60 px|link=https://genootschap-heraldiek.nl]] [https://genootschap-heraldiek.nl/ Nederlands Genootschap voor Heraldiek] en [[File:logo-new.jpg|60 px]] Heraldry of the World |
| | |
| | Dit overzicht bevat meer dan 1500 afbeeldingen en beschrijvingen van heraldische terminologie en is daarom ingedeeld in verschillende files. |
|
| |
|
| [[Compendium A|A]] - [[Compendium B|B]] - [[Compendium C|C]] - [[Compendium D|D]] - [[Compendium E|E]] - [[Compendium F|F]] - [[Compendium G|G]] - [[Compendium H|H]] - [[Compendium I|I]] - [[Compendium J|J]] - [[Compendium K|K]] - [[Compendium L|L]] - [[Compendium M|M]] - [[Compendium N|N]] - [[Compendium O|O]] - [[Compendium P|P]] - [[Compendium R|R]] - [[Compendium S|S]] - [[Compendium T|T]] - [[Compendium U|U]] - [[Compendium V|V]] - [[Compendium W|W]] - [[Compendium Y|IJ]] - [[Compendium Z|Z]] | | [[Compendium A|A]] - [[Compendium B|B]] - [[Compendium C|C]] - [[Compendium D|D]] - [[Compendium E|E]] - [[Compendium F|F]] - [[Compendium G|G]] - [[Compendium H|H]] - [[Compendium I|I]] - [[Compendium J|J]] - [[Compendium K|K]] - [[Compendium L|L]] - [[Compendium M|M]] - [[Compendium N|N]] - [[Compendium O|O]] - [[Compendium P|P]] - [[Compendium R|R]] - [[Compendium S|S]] - [[Compendium T|T]] - [[Compendium U|U]] - [[Compendium V|V]] - [[Compendium W|W]] - [[Compendium Y|IJ]] - [[Compendium Z|Z]] |
Revision as of 08:06, 20 March 2024
HERALDISCH COMPENDIUM
Een systematisch overzicht van heraldische termen met sprekende voorbeelden bewerkt en samengesteld door Hans Nagtegaal in 2010.
Bewerkt en beschikbaar gesteld door een samenwerking van het Nederlands Genootschap voor Heraldiek en Heraldry of the World
Dit overzicht bevat meer dan 1500 afbeeldingen en beschrijvingen van heraldische terminologie en is daarom ingedeeld in verschillende files.
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - R - S - T - U - V - W - IJ - Z
Letter G
Gaand(e): Ook lopend of stappend genoemd. Term die gebruikt wordt om aan te geven dat dieren lopend zijn. Zij staan dan op drie poten en heffen meestal hun rechter voorpoot op.
Gaande leeuw: Een stappende leeuw.
Gaande over: Als het ene stuk over het andere gaat, niet te verwarren met over alles heen.
Gaande voor: Als een dier voor een ander stuk staat. Bijvoorbeeld een stappende beer gaande voor een geplante groene boom.
Gaffel: Wordt gevormd door een rechter- en linkerschuinbalk en een paal, elk op de helft van hun lengte genomen, die elkaar in het hart van het schild ontmoeten. De gehele figuur lijkt daardoor op een omgekeerde keper, ondersteund door een paal. De gaffel kan ook omgekeerd zijn d.w.z. dat de paal naar boven en de keper naar onder staat.
Gaffelsgewijs gedeeld: Ook gaffelsnede genoemd. Door een gaffelvormige lijn verdeeld in drie vakken.
Gaffelsgewijs geplaatst: Voorwerpen die in de richting van een gaffel in het schild gerangschikt staan. Zij kunnen ook als een omgekeerde gaffel geplaatst worden.
Gaffelsnede: Zie: Gaffelsgewijs gedeeld.
Galei: Antiek schip met ra, zeil en roeiriemen.
Galjoen: Groot zeilschip met drie of vier dekken en hoog boord, in de 16de eeuw met name bij de Spaanse marine in gebruik.
Galjoot: Platbodemd zeeschip met twee of drie masten, breed van boeg en achterschip, en ondiep.
Galopperend: Zeer snel lopen, soms worden paarden in galop afgebeeld.
Gans: Kenmerkend is zijn betrekkelijk lange hals en dikke lijf. Hij wordt altijd van terzijde gezien en is meestal roodgesnaveld en -gepoot. Vogel.
Ganzenkop met hals: Vaak roodgesnaveld en een enkele keer is de afgesneden hals bebloed.
Ganzenveer: Ook ganzenpen genoemd. Veer van een gans, meestal gebruikt als schrijfpen.
Garenklos: Klos met daarop garen gewikkeld, vaak verwijzend naar een kleermaker.
Garenwinder: Toestel om garen op te winden, b.v. bij een spinnewiel.
Geaderd: 1. Als de bladnerven anders gekleurd zijn dan het blad waarop zij voorkomen noemt men het geaderd. 2. Zijn de aderen op een menselijk hart duidelijk zichtbaar dan spreekt men van een geaderd hart.
Geappeld: Gevrucht met appels.
Gebaard: Dit wordt gezegd wanneer een manshoofd een baard heeft. Ook bij een basilisk, dolfijn of sleutels wordt van gebaard gesproken indien de baard van een andere kleur is.
Gebeld: Voorzien van een bel of belletje, b.v. aan de poten van een roofvogel.
Gebladerd: De stelen van bloemen, takken of bomen van bladeren voorzien van een andere kleur.
Gebladerde distel: Een bloem, bestaande uit een bolvormige borstelige bloembodem, bezet aan de bovenzijde met buisbloempjes, aan de onderzijde voorzien van een kort steeltje met twee bladeren. Als de buisbloempjes een andere kleur hebben is de distel gebloemd. Distel is de benaming voor planten van verschillende geslachten uit de familie der composieten, die zich kenmerken door stekelige stengels en bladeren.
Gebladerde druiventros: Een druiventros met aan elke zijde van de steel een blad. Zonder bladeren spreekt men alleen van druiventros. Bij één of meer dan twee bladeren aan de druiventros dient dit altijd vermeld te worden.
Gebladerde eikel: Een eikel met aan weerszijden van de steel één blad. Bij één of meer dan twee bladeren moet dit vermeld worden.
Gebladerde tak: Een tak met bladeren. Indien mogelijk het soort aangeven. Het aantal bladeren moet vermeld worden.
Gebloemd: Als de bloem aan een tak of plant een andere kleur heeft noemt men dit gebloemd.
Gebloemde binnenzoom: Zie: Geleliede binnenzoom.
Geblokt: Een kruis of zoom, geschaakt met één rij vakken, die vierkant zijn en zich dus regelen naar de breedte van het stuk waarop zij voorkomen.
Geblokt schuinkruis: Een schuinkruis bestaande uit blokken van één rij, die zich qua grote regelen naar de breedte van het schuinkruis.
Geblokte zoom: Een schildzoom opgebouwd uit vierkantjes waarvan de grootte afhankelijk is van de breedte van de zoom. Zij regelen zich dus naar de breedte van het stuk dat zij vormen. Er zijn ook zomen die uit rechthoekige blokjes bestaan.
Gebogen: Lijnen die naar boven gekromd zijn.
Gebogen dwarsbalk: Ook wel gewelfde dwarsbalk genoemd. Dwarsbalk die enigszins gebogen is.
Gebogen keper: Keper waarvan de benen enigszins gebogen zijn.
Gebogen schuinbalk: Schuinbalk die enigszins gebogen is.
Gebogen schuine punt: Schuine punt die enigszins gebogen is.
Gebonden: Schoven en (pijlen)bundels kunnen gebonden zijn. Ook als de poten van vogels, b.v. valken, met linten versierd zijn, noemt men ze gebonden. Bundel.
Geboord: Een (schuin)balk of (schuin)kruis waarvan de lange zijden zijn voorzien van een smalle streep van een andere kleur. Soms ook vermeld als een balk of kruis beladen met een versmalde balk of kruis.
Geboord kruis: Een (schuin)kruis waarvan de lange zijden beladen zijn met een smalle streep van een andere kleur.
Gebouw: Wanneer in een wapen een herkenbaar gebouw voorkomt, dient dit vermeld te worden, b.v. een klooster, stadhuis, e.d. zie bouwwerken.
Gebroken: Bij een gebroken figuur zijn de delen nog niet geheel gescheiden, bij een afgebroken wiel, dan zijn ook de splinters duidelijk zichtbaar.
Gebroken keper: Een keper waaraan de nok ontbreekt en de benen elkaar nog raken.
Gebroken toernooilans: Een toernooilans waarvan de lansstok is gebroken maar nog niet geheel van elkaar gescheiden en de splinters goed zichtbaar zijn.
Gebroken zwaard: Zwaard waarbij beide delen van de gebroken kling zijn niet geheel gescheiden.
Gedamasceerd: Zie Damascering.
Gedeeld: Het schild of een stuk dat door een verticale lijn in twee gelijke delen is gedeeld.
Gedeeld in drieën: Indien er twee verticale deellijnen zijn met gelijke vakken en niet dezelfde kleur hebben, dan noemt men het schild "gedeeld in drieën".
Gedeeld kruis: Het kruis is in twee helften gedeeld door een deellijn in de paal. Zie ook: doorsneden kruis.
Gedeelde keper: Als het linkerbeen van een ander metaal of kleur is dan het rechterbeen.
Gedeelde leeuw: De leeuw die in twee helften is gedeeld door middel van een deellijn, waarvan elke helft een andere kleur heeft. Staat deze leeuw dan ook nog op een gedeeld schild en heeft hij de kleuren van dat veld, dan spreekt men van een gedeelde leeuw van het een op het ander.
Gedekt: 1. Wanneer de bovenrand van een schildhoofd uit een streep van een andere kleur bestaat, noemt men dit "gedekt". Wanneer de bovenstreep dezelfde kleur heeft als het veld, is het schildhoofd verlaagd. Als de benedenrand van die streep boogsgewijs op- of neerloopt, spreekt men resp. van bolgedekt ofholgedekt. 2. Wanneer burchten een puntig dak hebben worden zij ook gedekt genoemd. Zie ook schilddekking.
Gedriehoekt: Soort schildverdeling die ontstaat uit de vereniging van horizontale en diagonale lijnen in verschillende richtingen en aantal. Men dient dit alles nauwkeurig te beschrijven.
Gedwarsbalkt: Een schildverdeling die bestaat uit een even aantal dwarsbalken. Men spreekt dan b.v. van "gedwarsbalkt in zes stukken van zwart en goud".
Geel: Goud kan in de heraldiek desgewenst door geel weergegeven worden, doch moet dan toch als goud geblazoeneerd worden.
Geënt: Een golvende lijn bestaande uit op- en neergaande langwerpige lussen die aan de bovenzijde breder zijn dan aan de basis, waardoor de beide helften als de stukjes van een legpuzzel in elkaar sluiten.
Geënt doorsneden: Vorm van doorsneden, waarbij de horizontale lijn geënt is.
Geënt gekoust: Vorm van de verdeling gekoust waarbij de lijnen geënt zijn.
Geënt kruis: Het geënte kruis bestaat uit in elkaar sluitende langwerpige rondten, d.w.z. de lijnen vormen enigszins ovaalvormige bochten.
Geënte dwarsbalk: Vorm van de dwarsbalk, waarbij de lijnen geënt zijn.
Geep: Snoekachtige zeevis.
Geer: 1. Herautstuk, gevormd door de rechterhelft van een geschuind vrijkwartier. Is de geer anders geplaatst dan moet dit opgegeven worden. 2. Samenstellende delen van een gegeerd schild worden geren genoemd.
Geestelijke waardigheidstekens: Rooms-katholieke geestelijken dragen waardigheidstekens die bij hun rang horen. Hieronder vallen oa : Abtsstaf, Baldakijn, Bisschopsstaf, Herdersstaf, Kromstaf, Kruis, Mijte, Pallium, Pontificale hoed, Priorsstaf, Tiara, Rozenkrans, Sleutels
Geflankeerd: Aan één of beide zijden vergezeld. Een kasteel kan b.v. bestaan uit een hoofdgebouw dat wordt geflankeerd door twee torens.
Gegalonneerd: Met galon belegd.
Gegeerd: Verdeling van het schild in acht gelijke driehoekige vakken wordt gegeerd genoemd. Dit ontstaat door het schild kruisgewijs en schuinkruisgewijs te verdelen. Als er sprake is van zes, tien, twaalf of zestien geren, dan moet dit vermeld worden. Bij de wapenbeschrijving begint men met de eerste geer in de rechterbovenhoek aan de bovenzijde en gaat dan naar links, met de klok mee, het schild rond totdat men weer bij de eerste geer terug komt. Deze volgorde is vooral noodzakelijk wanneer de geren beladen zijn met verschillende figuren.
Gegeerd kruis: Vorm van het kruis.
Gegeerd kruis van zestien stukken: Vorm van het kruis.
Gegolfd: Ook wel gerimpeld genoemd. Golvende lijntjes die gerimpeld water aangeven. Dit moet niet verward worden met golvend waarbij met een sinusachtige golflijn de begrenzing van schildverdelingen en stukken aangegeven wordt.
Gehaard: Als de haren een andere kleur hebben dan het hoofd. Zie ook Gebaard.
Gehakkeld: Ook gekarteld genoemd. Tandvormige insnijdingen bij een sikkel.
Gehalsband: Apen, beren, honden en andere dieren hebben soms een halsband om de nek, al dan niet met een ring van een andere kleur. Ook een helm is vaak voorzien van een halsband.
Gehandvat: Als het handvat een andere kleur heeft dan de hoofdfiguur, b.v. bij een sikkel.
Geharnast: Geheel of gedeeltelijk door een wapenrusting beschermd, bijvoorbeeld schuingekruiste geharnaste benen.
Geharnaste arm: Een arm meestal komende uit een wolk of schildrand beschermd met een wapenrusting vaak in de hand een zwaard houdende.
Gehelmde leeuw: Leeuw met helm op.
Gehoefd: Als de hoeven van een dier een andere kleur hebben dan het lichaam.
Gehoekt schildhoofd: En schildhoofd waarvan de onderlijn kepersgewijs op en neer loopt.
Gehoond: Een leeuw die zijn staart mist, is een gehoonde leeuw.
Gehoornd: Als de horens van een dier een andere kleur hebben dan het lichaam spreekt men van gehoornd. Dit komt regelmatig voor bij de eenhoorn, het hert, de os(senkop), e.d.
Geit: De vrouwelijke geit is een zeldzame wapenfiguur. Herkenbaar aan haar uier en de iets kleinere hoorns dan de bok. Dat de geit zich van de bok onderscheidt door haar sik, zoals sommigen menen, is zowel biologisch als heraldisch gezien onjuist.
Geitenbok: Zie: Bok. Mannelijk exemplaar van de geitensoort.
Geitenhaan: Haan met bokkenkop; wordt ook bokhaan genoemd.
Geitenhoorn: De hoorn van een geit, komt ook afzonderlijk voor, echter vaak gecombineerd met een bokkenschedel.
Geitenkop: Wordt van terzijde gezien met een stukje hals en heeft relatief iets kleinere hoorns dan de kop van de bok. In de heraldiek worden meestal de mannelijke dieren afgebeeld. Daarom zal het bijna altijd om een bokkenkop gaan.
Gekabeld: Een in elkaar gedraaid touw, komt o.a. voor bij een kabelkruis.
Gekamd: De kam van een dier heeft een andere kleur dan het lichaam, b.v. bij een basilisk of hanenkop.
Gekanteeld: Een blokvormige lijn waardoor een patroon ontstaat als bij kantelen van verdedigingswerken. Zij komen zowel bij schildverdelingen als bij stukken voor. Bij stukken wordt verondersteld dat de kantelen of tinnen aan de bovenkant zijn geplaatst. Staan de tinnen aan de onderkant, dan noemt men dat van onderen gekanteeld. Een stuk waarvan beide zijden spiegelbeeldig gekanteeld zijn, heet tegengekanteeld. Staan de tinnen beurtelings, zodat de basis van elk kanteel komt te staan tegenover de ruimte tussen de twee kantelen van de andere kant, dan spreekt men van beurtelings gekanteeld. De tinnen moeten recht op de lijn staan. Bij schuinlopende herautstukken lopen zij echter meestal (doch niet altijd) evenwijdig met de zijkanten van het schild; dit noemt men dan loodrecht gekanteeld. Niet alleen herautstukken zijn gekanteeld, dit kan ook het geval zijn met verdelingslijnen. Men spreekt dan van kantelig gedeeld, kantelig doorsneden, enz.
Gekanteeld schildhoofd: Een schildhoofd met de kantelen aan de onderzijde.
Gekanteelde dwarsbalk: Dwarsbalk met de kantelen aan de bovenzijde. Indien zij zich aan de onderzijde bevinden, dan spreekt men van “van onderen gekanteeld”.
Gekanteelde schildvoet: Schildvoet met de kantelen aan de bovenzijde.
Gekanteelde zoom: Een zoom met aan de binnenzijde kantelen.
Gekapt: 1. Men noemt een schild gekapt als het verdeeld is door twee schuine lijnen, die elk van één van de benedenhoeken uitgaan en elkaar in het midden van de bovenrand ontmoeten. Het omgekeerde van gekapt heet gekoust.
2. Men spreekt ook van gekapt bij een vogel die een kapje over zijn kop heeft, die zijn ogen bedekt.
Gekapt-gekoust: Een schild waarin het gekapte en gekouste verenigd zijn, zodat de lijnen elkaar halverwege, bij het midden van de schildlijnen ontmoeten. Lijkend op een grote doorsneden ruit, die de schildranden raakt.
Gekarteld: Zie: Gehakkeld.
Gekeperd: Als een schild geheel met een even aantal kepers bedekt is, dan spreekt men van gekeperd. Het aantal moet hierbij aangegeven worden. Zie ook Keper.
Geketend: Voorzien van een ketting, bijvoorbeeld een aap, beer, hond of mannetjes zwijn, soms verbonden aan een steen, paal of boom.
Geklaverd: Als de uiteinden van een stuk klavervormig zijn, b.v. een klaverkruis.
Gekleed: Van geklede mensen in wapens moet men nauwkeurig beschrijven hoe zij gekleed zijn. Komt een arm als wapenfiguur voor die met een mouw bedekt is dan spreekt men van een beklede arm.
Geklepeld: Klokken worden geklepeld genoemd als de klepel een andere kleur heeft dan de kuip.
Geklokt: Als de halsband van een geit of rund van een klokje is voorzien.
Geknopt: Indien bij bloemen de kleur van het hart verschillend is, spreekt men van geknopt. Men noemt zo ook een sierlelie geknopt als de bolletjes een andere kleur hebben dan de bloem zelf.
Geknopt hoekig doorsneden: Een schildverdeling door een kepersgewijze horizontale lijn met op de scherpe hoek steeds een bolletje.
Geknopt ruitarmig kruis: Kruis met armen die zich aan het eind enigszins verbreden en dan in de vorm van een driehoek of halve ruit uitlopen met op de hoeken kleine bolletjes.
Geknopte ruit: Een ruit met bolletjes aan zijn hoeken.
Geknopte uitgeschulpte dwarsbalk: Op de punten van de uitschulping kleine bolletjes geplaatst.
Geknot: Figuren waarvan een stukje is afgehaald.
Geknotte adelaartjes: Zijn uiterst kleine adelaars, die bek noch poten hebben.
Geknotte dwarsbalk: Een dwarsbalk uitgaande van een zijschildrand en de andere zijde niet rakende. Aangegeven moet worden van welke schildrand hij uitgaat.
Geknotte gaffel: Een gaffel uitgaande van de onderschildrand en de bovenhoeken niet rakende.
Geknotte keper: Een keper die een ondergedeelte van een der benen mist. In de beschrijving aangeven welk been geknot is.
Geknotte paal: Een paal (waarvan meestal drie naast elkaar voorkomen), komende uit de bovenschildrand, die eindigt ter hoogte van de onderzijde van een schildhoofd. Dit is de standaarddefiniëring. Omgekeerd is hij indien uitgaande van de onderschildrand. Eindigt de paal vlak voor de tegenovergelegen schildrand, dan moet men dit als volgt omschrijven: Een geknotte paal gaande tot voor de onderschildrand.
Geknotte schuinbalk: Een schuinbalk, uitgaande van een schildhoek zal de tegenoverliggende schildhoek niet raken.
Geknotte vogel: Een vogel zonder poten, maar met een snavel, voorgesteld als een soort huiszwaluw met veertjes bij de aanzet van de pootjes. Zonder snavel en poten spreek men van merlet.
Gekoust: Van gekoust spreekt men als het schild verdeeld is door twee schuine lijnen, die van de bovenhoeken uitgaan en elkaar in het midden van de onderschildrand ontmoeten ofwel in de punt van het schild.
Gekronkeld: Een slang wordt vaak gekronkeld om een staf of boom voorgesteld.
Gekroond: Dieren zijn soms voorzien van een kroon op hun hoofd. Zweeft de kroon net boven de kop dan spreekt men van overtopt. Zwanen dragen soms een kroon om de hals. Ook schilden worden soms gedekt door een kroon. Dikwijls heeft de kroon een andere kleur dan de figuur zelf, wat aangegeven moet worden.
Gekroonde haring: Een haring die zwevend (overtopt) boven de kop een kroontje heeft.
Gekroonde leeuw: Een leeuw met een - meestal gouden - kroon op het hoofd.
Gekruist: Als twee voorwerpen over elkaar heen gaan en gezamenlijk een kruis vormen. Vormen de voorwerpen een schuinkruis dan spreekt men van schuingekruist.
Gekrukt: Een veld dat geheel bedekt is met krukjes die als vair zijn gerangschikt. Het wordt zelden gebruikt. In de praktijk komt eigenlijk alleen het tegengekrukt voor, dat tot het gekrukte staat als het tegenvair tot het vair. Men vindt soms herautstukken die aan de binnenkant langs de randen met dergelijke krukjes bezet zijn, die dan tegenover elkaar staan.
Gekruld: Omgekruld, b.v. van de armen van een krulkruis, of de staart van een slang.
Gekuifd: Als de kuif van een vogel, b.v. een papegaai, een andere kleur heeft dan het lichaam, spreekt men van gekuifd. Ook een dolfijn noemt men gekuifd, wanneer zijn kam, die enigszins lijkt op een hanenkam, een andere kleur heeft dan het lichaam.
Gekwast: Als de kwast in de staart van een leeuw van een andere kleur is, dient dit vermeld te worden.
Gekwaste ruit: Een heraldisch gestileerd kussen in de vorm van een ruit waarbij de hoeken voorzien zijn van een kwast.
Gelauwerd: Het hoofd beladen met een lauwerkrans. Zie ook bekranst.
Gelderse roos: Zie: Mispelbloem.
Geldstukken: Komen sporadisch in wapens voor. Indien mogelijk de muntsoort vermelden. Zie ook: munt, penning en schijfje.
Geledigd: Een stuk waarvan eigenlijk alleen de randen overgebleven zijn. Het binnenste gedeelte heeft daardoor de kleur van het veld.
Geledigd kruis: Een kruis waarvan alleen de randen zichtbaar zijn. Het binnengedeelte heeft de kleur van het veld.
Geledigde dwarsbalk: Niet verwarren met een dwarsbalk beladen met een versmalde dwarsbalk.
Geleld: Wanneer de lel bij hoenderachtigen een andere kleur heeft dan het lichaam moet dat vermeld worden.
Gelelied: Een veld waarvan de rijen wisselend gerangschikt zijn met lelies.
Geleliede binnenzoom: Een binnenzoom bezet met acht naar de schildrand wijzende lelies met afgesneden voet. Meestal zijn de lelies afwisselend naar binnen en naar buiten gericht, waarbij de lelies in de hoeken wijzen naar de schildhoeken en de vier in het midden van de zijden wijzen naar het schildhart. In dit geval hebben de lelies wel een voet. Men spreekt dan van gelelied en tegengelelied.
Geleliede en tegengeleliede dubbele binnenzoom: De lelies zijn afwisselend naar binnen en naar buiten gericht, waarbij de lelies in de hoeken wijzen naar de schildhoeken en de vier in het midden van de zijden wijzen naar het schildhart. Wanneer de lelies op een dubbele binnenzoom geplaatst zijn wordt het middenstuk van de lelie tussen de beide zomen niet afgebeeld. Deze vorm is bekend uit het Schotse koninklijke wapen ‘a double tresure flory counter-flory’.
Gelijnd breedarmig kruis: Een breedarmig kruis dat op korte afstand omboord is door een enkele lijn.
Gemaand: Als de manen van een paard of eenhoorn van een andere kleur zijn dan het lichaam.
Gemalied: Het schild geheel met aangesloten en aanstotende maliën bedekt. Zie ook malie.
Gemanteld: Een kepersgewijs doorsneden schild, waarvan de keperlijn zo laag in het schild staat, dat het bovengedeelte veel groter is dan het ondergedeelte.
Gemaskerd: Het gezicht is met een masker bedekt.
Gemetseld: Wanneer de voegen bij muren duidelijk zichtbaar zijn. Wordt vaak overbodig vermeld bij burchten en kastelen, want dit is een vanzelfsprekendheid.
Gemond: Hoorn, waarvan de monding een andere kleur heeft dan de figuur zelf.
Gems: Geitensoort met haakvormige horens.
Gemuilband: Een muilband is een samenstel van leren riemen om de bek van een dier om het bijten te beletten, bijvoorbeeld bij een beer.
Genageld: 1. Als de nagels van dieren van kleur verschillen ten opzichte van het lichaam. Werd vroeger ook geklauwd genoemd.
Geoogd: Vissen en vogels hebben soms een afwijkende kleur ogen.
Geoord: Schelpen worden geoord genoemd, wanneer zij aan elke kant bovenaan een oortje hebben, dat van een andere kleur is dan de schelp zelf. De oren van een dolfijn zijn soms van een andere kleur, wat dan ook op deze wijze aangegeven wordt.
Geopend: 1. Dit zegt men, wanneer de opening van een hoorn van een andere kleur is.
2. Burchten noemt men geopend, als zij geen deuren hebben en men dus door de openingen heen het veld kan zien.
3. Granaatappels zijn geopend als de lengtespleet een andere kleur heeft dan de appel zelf
Gepaald: Als de schildverdeling bestaat uit een even aantal aaneengesloten palen noemt men dit gepaald van zes of acht stukken.
Gepalissadeerd: Een over de volle breedte van het schild bedekte rij met aaneengesloten, aan de einden gepunte, palen (palissaden).
Na-.jpg
Gepareld: Soms bevinden zich parels aan de einden van de armen van een kruis of zijn op de punten van een kroon parels geplaatst. Als de kleur niet is vermeld wordt verondersteld dat de parels zilver zijn.
Gepeesd: Als een koord of pees van een hand- of kruisboog een andere kleur heeft dan de boog zelf.
Geplaatst: Uitdrukking gebruikt om de plaatsing van wapenfiguren in het schild aan te geven. Dit kan betrekking hebben op de rangschikking van een veelvoud van een wapenfiguur in het schild. Zo betekent (2-1) dat er twee figuren boven naast elkaar staan en één daaronder. Dit begrip wordt ook gebruikt om een plaatsing aan te geven die afwijkt van de gebruikelijke, bijvoorbeeld “geplaatst in de richting van een schuinbalk”. Zie ook plaatsingregels.
Geplant: Dit zegt men van bloemen, planten en bomen, die niet los in het schild staan, maar uit een grond oprijzen. Geplante bomen komen ook voor op losse grond. Zie ook beuk of eik.
Geplekt: Vissen die met plekken of vlekken van een andere kleur bedekt zijn. Bij een forel wordt dit echter niet aangegeven, omdat dit zijn natuurlijke kleur is.
Gepluimd: De kap van een valk of een ander voorwerp is hierbij van veertjes voorzien.
Gepoot: Als de poten een andere kleur dan het lichaam hebben, b.v. bij hanen of eenden.
Gepunt: 1. Bij rozen betekent dit dat de kleine, meestal groene uitspruitsels tussen de bloemblaadjes een andere kleur hebben dan de roos zelf. Dit zelfde geldt ook voor mispelbloemen.
2. Een wapenfiguur, bijvoorbeeld een paal, voorzien van een punt.
Gepunte paal: Een paal die aan de boven- of onderkant of aan beide einden spits toeloopt. Dit moet vermeld worden.
Geraamte: Een volledig skelet van een menselijk lichaam, soms vergezeld van een zeis en een zandloper. Komt ook als helmteken en als schildhouder voor.
Gerangschikt: Geplaatst in een bepaalde volgorde. Zie ook Geplaatst.
Gereefd: Zeilen van een vaartuig kleiner gemaakt door het onderste deel op te rollen of een deel ervan in plooien en op de ra of giek vast te binden.
Geringd: Voorzien van een ring, b.v. de halsband van een hond of de poot van een vogel. Ossen hebben soms ringen door de neus.
Geruit: Geheel met ruiten overdekt. Men krijgt b.v. deze onderverdeling door acht schuine en evenveel schuinlinkse lijnen te trekken die elkaar snijden, waardoor de ruiten boven elkaar komen te staan. Door staande en liggende lijnen te gebruiken, samen met de schuine, lopen de ruiten soms in de richting van een schuinbalk, wat dan vermeld moet worden. Bij de wapenbeschrijving begint men altijd met de kleur van de eerste halve ruit in de rechterbovenhoek aan de bovenzijde.
Geryonshoofd: Figuur uit de Griekse mythologie. Een mensenhoofd met drie gezichten, één aanziend en twee van terzijde gezien, voorstellende Geryon, die woonde op het fantasie-eiland Erythia. Hij bezat een grote kudde runderen, die Hercules roofde.
Geschaakt: Ook geschakeerd of tegengeblokt genoemd. Een schild met vierkante vakken, zoals een schaakbord. Het aantal rijen en vakken dient als volgt omschreven te worden: geschaakt in vijf rijen van zes vakken. De rijen staan verticaal, de vakken horizontaal. Ook herautstukken kunnen geschaakt zijn. In de regel lopen dan twee rijen van een willekeurig aantal vakken over de lengte van het stuk. Men vermeldt bij deze herautstukken dan meestal alleen “geschaakt van zilver en rood”.
Geschaakt schuinkruis: Een kruis met vierkante vakken, geplaatst in de richting van het schuinkruis. Standaard is twee rijen, indien met drie rijen moet dat het vermeld worden. Een schuinkruis met één rij blokjes wordt geblokt schuinkruis genoemd.
Geschabrakt: Zegt men van een paardendekkleed dat rijk versierd is.
Geschakeerd: Zie:Geschaakt.
Gescheiden ankerkruis: Een ankerkruis dat in vieren gesplitst is, zodat elk deel op zichzelf staat.
Gescheiden dubbelslangenkopkruis: Een dubbel slangenkopkruis dat in vieren gesplitst is, zodat elk deel op zichzelf staat. (Vroomen)
Gescherpt: De punt van een Turkse sabel heeft een andere kleur dan de sabel zelf.
Na-.jpg
Geschoorsteend: Schoorstenen voorzien van een andere kleur dan het bouwwerk waarop zij geplaatst zijn, b.v. bij een kasteel.
Geschubd: 1. Schild dat bekleed is met rijen schubben, die dakpansgewijs over elkaar heenliggen.
2. Vis met schubben van een andere kleur.
Geschuinbalkt: Een schild dat geheel bedekt is met een even aantal rechterschuinbalken. Men moet het aantal stukken opgeven.
Geschuind: Schildverdeling waarbij het schild is verdeeld door een lijn die van de rechterbovenhoek naar de linkerbenedenhoek loopt.
Geschuind in drieën: Schildverdeling waarbij het schild door twee schuine lijnen in drie gelijke delen is verdeeld. Elk veld heeft dan een andere kleur.
Geschulpt: Herautstukken waarvan de begrenzingen zijn voorzien van rond uitgesneden tandjes. Zie ook ingeschulpt, uitgeschulpt.
Gesel: Strafwerktuig bestaande uit een stok met aan het uiteinde een aantal leren riemen.
Gesingeld: Een paard met een singel om de buik, die dan van een andere kleur is.
Geslachtsdeel: Soms is het geslachtsdeel van een mannelijk dier van een andere kleur wat dan vermeld dient te worden
Geslingerd: Bonenplanten, wijnranken e.d. kunnen om een rasterwerk of staak geslingerd zijn.
Gesloten: 1. Een vlucht waarvan de vleugels gedeeltelijk voor elkaar staan en van terzijde gezien zijn.<br.2. Gesloten helmen zijn de pot-, kuip en steekhelm. Een geopende vizierhelm van het type bascinet komt als schilddekking alleen in de oudere heraldiek voor in het buitenland, waar de stand mede bepaald wordt door de adelsrang van de drager. Een aanziende geopende bascinet is aan de koning voorbehouden.
Gesloten vlucht: Ook wel antieke vlucht genoemd. Twee gewende vleugels waarvan de linker de rechter gedeeltelijk bedekt. Deze staat altijd op een halfaanziende helm. Vaak staat een wapenfiguur tussen de vleugels.
Gesnaard: Als de snaren van een muziekinstrument een andere kleur hebben.
Gesnaveld: Wanneer de snavel van een andere kleur is dan de vogel zelf. Vogels.
Gesnoeid: De takken van een boom zijn zo weggehakt, dat alleen nog maar de stompen te zien zijn.
Gesnoerd: Het koord van een jachthoorn heeft een andere kleur dan de hoorn zelf.
Gesp: Komt in verschillende vormen voor: rond, ovaal, vierkant of ruitvormig. De vorm moet dus altijd opgegeven worden. De tong van de gesp ligt meestal dwars, met de punt naar de rechterkant. Zo niet, dan dient dit vermeld te worden.
Gespiegeld: Als de ogen op de staart van een pauw van een andere dan de natuurlijke kleur zijn. Bij de vlinder als de ronde plekken op de vleugels van een andere kleur zijn dan de vleugels zelf.
Gespleten keper: Wanneer de top verticaal gespleten is en de keper dus uit twee losse stukken bestaat.
Gespoord: 1. Als de sporen, de puntige uitsteeksels aan de poten van een haan, van een andere kleur zijn.
2. Laarzen zijn soms van een andere kleur gespoord.
Gestaart: Wordt gezegd wanneer de staart van een object anders gekleurd is (van een vis, meermin, komeet etc.)
Gestamd: De stam van een boom is anders gekleurd dan de bladeren. Voorkeur geniet een boom van natuurlijke kleur.
Gesteeld: Als de steel van een bijl, hamer, spiegel of ander voorwerp een andere kleur heeft dan het voorwerp zelf. Ook de stengels van bloemen worden gesteeld genoemd.
Gestempeld: Een munt of penning voorzien van een afbeelding of opschrift, bijvoorbeeld in het wapen van de gemeente Noordoostpolder (1962). Zie ook stempel.
Gestengeld: Zie: Gesteeld.
Gestrengeld: In elkaar gevlochten. Bijvoorbeeld de staarten van leeuwen ineengestrengeld.
Getand: Ook wel uitgetand genoemd. Een lijn voorgesteld met hoekige tandjes, als bij een zaag. Wanneer de tanden zeer groot zijn, spreekt men van groot-getand.
Getand doorsneden: Schildverdeling waarbij het schild in het midden in tweeën verdeeld is door een hoekige horizontale lijn.
Getand kruis: Een kruis waarvan de lijnen een getand profiel hebben.
Getand schuinkruis: Een schuinkruis waarvan de lijnen een getand profiel hebben.
Getande bovenstreep: Een van onderen getande streep geplaatst tegen de bovenschildrand.
Getande dwarsbalk: Een dwarsbalk waarvan de horizontale lijnen een hoekig profiel hebben.
Getande schildzoom: Een zoom die aan de binnenzijde voorzien is van hoekige tandjes.
Getongd: Hiervan spreekt men als de tong van een andere kleur is dan de wapenfiguur zelf, bijvoorbeeld bij de arendskop.
Getopt: Een stuk dat op zijn top een andere figuur draagt en ondersteunt. Zweeft dit stuk er echter los boven, zodat dit het andere stuk niet aanraakt, dan spreekt men van overtopt.
Getorend: Van torens voorzien, bijvoorbeeld een kasteel.
Getralied: 1. Een vlechtwerk van schuine en schuinlinkse latten. In de regel bestaat het uit zes stukken, die over en onder elkaar langs lopen. Is er een groter aantal stukken dan worden de latten naar evenredigheid smaller en spreekt men van een dichtgetralied schild. Soms zijn op de kruisingen nagels geslagen.
2. Een traliehelm noemt men getralied, als de tralies van een andere kleur zijn dan de helm zelf.
Getuigd: 1. Wordt gezegd van een zeilschip met complete tuigage (en volle zeilen).
2. Het hoofdstel van een paard.
Gevaand: Burchten heten gevaand wanneer er windvanen op de top staan. Ook torens en daken en lansen kunnen gevaand zijn. Als de vanen naar heraldisch links staan moet dit vermeld worden.
Geveerd: 1. Een geruit schild, waarbij de rijen om en om bedekt zijn met veren, in elke ruit één.
2. Het woord wordt ook gebruikt om aan te geven dat de veer van een pijl een andere kleur heeft dan de pijl zelf.
Gevel: Voormuur van een gebouw met bijvoorbeeld een klok- of trapgevel, wat dan steeds aangegeven moet worden.
Gevelde lans: Horizontaal gerichte lans.
Gevensterd: Een kasteel of kerk voorzien van vensters.
Gevest: Handgreep van een zwaard of degen, bestaande uit de knop, de greep en de pareerstang. Komt enkele keer afzonderlijk voor. In de heraldiek is de kling meestal van zilver en het gevest van goud. Een afwijkende kleur van het gevest ten opzichte van de kling moet altijd vermeld worden.
Gevierendeeld: Schildverdeling waarbij het schild is verdeeld door een horizontale en een verticale lijn, zodat vier kwartieren ontstaan. Het snijpunt van de lijnen ligt iets boven het midden. Ook bestaat schuingevierendeeld.
Gevierendeeld kruis: Een kruis waarvan de armen gedeeld en doorsneden zijn.
Gevierendeelde leeuw: Een leeuw waarvan het lichaam is gedeeld en doorsneden.
Na-.jpg
Gevild: Wordt gezegd van dieren die een poot hebben waarvan de huid afgestroopt is, en die dus bloedrood is.
Gevind: Men spreekt van gevind als de vinnen van een vis van een andere kleur zijn dan het lichaam. De vinnen zijn dan meestal rood.
Gevlagd: Schepen zijn gevlagd als zij vlaggen voeren.
Gevlamd: 1. Kaarsen en olielampen zijn soms van een andere kleur gevlamd;
2. Bommen zijn gevlamd als er vuur en rook uit het pijpje komt.
Gevleugeld: Ook bevleugeld genoemd. Voorwerpen en lichamen die vleugels hebben van een andere kleur dan het object zelf, bijvoorbeeld een bij. Ook wapenfiguren die anders dan in hun gebruikelijke verschijning wel vleugels hebben worden gevleugeld genoemd, bijvoorbeeld een gevleugeld hart. De vleugels kunnen dan van dezelfde kleur zijn als de wapenfiguur.
Gevleugeld arendsbeen: Een bij de dij afgesneden poot van een adelaar met aan het boveneind een vleugel.
Gevleugeld hart: Een hart met aan weerszijden een vleugel.
Gevleugeld hert: Hert met twee vleugels, die niet noodzakelijk van een andere kleur zijn.
Gevleugeld paard: Zie: Pegasus.
Gevlochten lauriertak : Twee lauriertakken ofwel lauwertakken die ineengevlochten zijn.
Gevoerd: Men spreekt van gevoerd als de binnenzijde van een helm een andere kleur heeft dan de helm zelf. Bij dekkleden wordt de binnenste kleur bedoeld, d.w.z. de kleur gaande vanaf de helm (b.v. blauw, gevoerd van goud) en bij een wapenmantel wordt de binnenzijde (b.v. het hermelijn) er mee aangeduid.
Gevonkt: Een figuur waar vonken vanaf of uit komen. Dit komt bijvoorbeeld voor bij een bom.
Gevrucht: Een boom of plant met vruchten, b.v. appels.
Gewapend: Indien een bepaalde figuur een wapen, bijvoorbeeld degen, lans of geweer vasthoudt.
Geweer: Vuurwapen. Het geweer wordt afgebeeld volgens ouderwets model.
Gewei: Ook wel hertengewei genoemd. De hoorns van een hert. Elke tak afzonderlijk heet een hertshoorn. Gewoonlijk heeft elke hoorn zes punten, zijn het er meer, dan dient men dit te vermelden. Is aan het gewei nog een stuk van de schedel bevestigd, dan spreekt men van een hertenschedel. Een gewei wordt ook als helmteken gebruikt.
Gewelfd doorsneden: Een iets naar boven gebogen doorsnijding.
Gewelfd schildhoofd: Schildhoofd met een naar binnen gebogen onderzijde.
Gewelfde dwarsbalk: Zie: Gebogen dwarsbalk.
Gewende keper: Een keper wordt gewend genoemd als hij in de linkerschildrand begint en de top dus naar de rechterzijde gericht is. Is de top echter naar de linkerzijde gericht, dan heet hij omgewend.
Gewicht: Voorwerp dat bepaalde zwaarte heeft en dat gebruikt wordt om de gewichtswaarde van andere voorwerpen te bepalen. Gewichten worden voorgesteld door in elkaar sluitende holle gewichten. Er zijn ook afwijkende vormen, bijvoorbeeld een ijzeren vierkant met handvat.
Gewimpeld: Van een wimpel voorzien.
Gewolkte dwarsbalk: De dwarsbalk wordt begrensd door gewolkte lijnen.
Gewolkte lijn: Een lijn die een wolkachtig patroon vormt met dubbele rondingen boven en beneden.
Gewone figuren: Hieronder verstaat men alle objecten in een schild die niet tot de geometrische patronen (waaronder herautstukken of nevenstukken) behoren. Zij kunnen bij een indeling van patronen en objecten in het veld, zoals deze voor dit heraldisch compendium wordt gehanteerd, op hun beurt weer onderverdeeld zijn in:Natuurlijke wapenfiguren, Kunstmatige wapenfiguren, Fantasie- en mythologische wapenfiguren, Religie en attributen
Geworteld: Een boom waarvan de wortels zichtbaar zijn. Beter is het in zo'n geval te spreken van uitgerukt, niet te verwarren met de soms boven de grond liggende wortels.
Gezadeld: Een paard kan gezadeld zijn, meestal van een ouderwets model. Zadel
Gezeten: Natuurlijke wapenfiguur die op een andere wapenfiguur zit, bijvoorbeeld een vogel gezeten op een tak.
Gezichtswassenaar: Wassende maan. Wassenaar met gezichtslijn. Net als de wassenaar is liggend de standaard. Alle andere standen moeten opgeven worden.
Gezichtszon: Wordt in wapens afgebeeld als een cirkel met mond, neus en ogen, omgeven door twaalf of zestien beurtelings rechte en golvende stralen. Zonder gezicht noemt men hem gewoon zon. Men noemt hem flikkerend als alle stralen golvend zijn, en stralend wanneer ze alle recht zijn. Wordt in tegenstelling tot de gezichtswassenaar aanziend afgebeeld.
Gezoomd: Schildzoom. Rand om het veld ongeveer ter breedte van een zesde van de schildbreedte.
Gier: Naam van een groep van valkachtige dagroofvogels met veerloze kop, die zich met krengen voeden. Deze vogel wordt in wapens steeds van terzijde voorgesteld.
Giervalk: Dagroofvogel; een grote valkensoort. Wordt meestal van terzijde afgebeeld, dikwijls versierd met belletjes, door loshangende riemen of linten aan de poten vastgemaakt, of alleen met ringen van metaal rond de poten.
Gitaar: Snaarinstrument. Indien klankgat, snaren of stemschroeven van een andere kleur zijn dient men dit te vermelden.
Globe: Een bol die in een zogenaamde stoel om zijn as draaibaar is en waarop hetzij de oppervlakte van de aarde (aardglobe), hetzij de sterrenhemel is afgebeeld (hemelglobe).
Goedendag: Slagwapen. Houten knots met aan het eind een spiesijzer. In de Middeleeuwen als wapen gebruikt.
Golvend: Een sinusvormige op en neer gaande lijn.
Golvend doorsneden: Schildverdeling waarbij het veld door een golvende horizontale lijn in tweeën gedeeld is.
Golvend geschuind: Schildverdeling waarbij het schild in tweeën gedeeld wordt door een golvende deellijn gaande van de linker benedenhoek naar de rechter bovenhoek.
Golvend kruis: Een kruis waarvan de armen van door symmetrische golvende lijnen begrensd zijn.
Golvende dwarsbalk: Dwarsbalk waarbij de lijnen een symmetrisch golvend patroon volgen.
Golvende keper: Keper waarvan de benen een golvend patroon volgen.
Golvende schuinbalk: Schuinbalk waarbij de lijnen een symmetrisch golvend patroon volgen.
Gonfalon: Zie: Kerkbanier.
Gordel: De gordel is een band of riem om het middel gedragen om kleding bij elkaar te houden of een voorwerp aan te bevestigen. De gordel is meestal voorzien van een gesp.
Gotisch schild: Naar analogie van de gotische bouwstijl wordt het wapenschild met spitse onderkant wel een gotisch schild genoemd. Zie ook schilden.
Goud: Het voornaamste metaal in de heraldiek. Bij gebrek aan goud kan het in wapens ook door een okerkleurig geel voorgesteld worden. In ongekleurde wapenafbeeldingen wordt het door puntjes aangegeven.
Goudhermelijn: Bestaat uit een gouden veld bezaaid met zwarte hermelijnstaartjes.
Goudsbloem: Goudgekleurde bloem, die meestal distelvormig wordt afgebeeld.
Graankorrels: Vruchtkorrels van een graangewas. Worden zowel afzonderlijk als met een paar tegelijk afgebeeld.
Granaat: Hol rond metalen, met springlading gevuld, projectiel zonder oren. Met oren wordt het een bom genoemd.
Granaatappel: Vrucht van een granaatappelboom. Een appel met bovenop een soort puntig kroontje. De vrucht, over de lengte gespleten, waarin men de zaden kan ziet zitten, wordt altijd afgebeeld met de steel omlaag. Dit is dus niet de natuurlijke stand zoals vruchten normaal worden afgebeeld. Vaak wordt hij voorgesteld met steel en twee blaadjes. Hij wordt geopend genoemd als de spleet een andere kleur heeft dan de appel zelf.
Granaatkogel: Hol metalen projectiel met springlading gevuld, cilindrisch van vorm met een conische punt.
Grazend: Dieren, bijvoorbeeld schapen of herten, die de kop naar beneden gericht houden.
Greep: Gereedschap. Meertandige (mest)vork.
Grendel: Vergrendeling voor raamkozijnen. Wordt in wapens voorgesteld als een houten of ijzeren staaf met een klaverbladvormig uiteinde.
Griffioen: Ook grijpvogel genoemd. Heraldisch fantasiedier, dat zijn oorsprong heeft in de Minoïsche cultuur op Kreta. Hij is samengesteld uit het bovenlijf van een adelaar met paardenoren en het benedenlijf van een leeuw. Hij wordt van terzijde gezien en is klimmend, doch komt ook wel gaand voor, dit laatste dient vermeld te worden. Doorgaans draagt de griffioen de staart omlaag tussen de achterpoten doorgeslagen en slechts een enkele keer omhoog zoals bij de leeuw.
Grijpend: Zo noemt men een roofvogel die een prooi in zijn klauwen houdt.
Grijpvogel: Zie: Griffioen.
Groen: Vroeger in de heraldiek sinopel genoemd. Wordt meestal als een smaragdgroen voorgesteld. Bij arcering wordt groen met schuine strepen, van rechtsboven naar linksonder, aangegeven.
Grond: Bijna altijd afgebeeld als een groene schildvoet waarboven meestal planten of dieren voorkomen. Grond wordt altijd groen verondersteld. Indien de kleur anders is moet dit vermeld worden. Als de grond niet uit de schildvoet oprijst, doch als het ware zweeft, spreekt men van losse (gras)grond. Heeft de grond geen horizontaal oppervlak, maar verheft hij zich in het midden een beetje, dan is het rijzende grond. Ook een losse grond onder een schild waarop de schildhouders rusten wordt wel (gras)grond genoemd.
Groot vair: Gewoon vair, maar met minder rijen en stukken. In de regel maar drie rijen.
Groot-Geënt: Een lijn, gevormd door enkele op- en neergaande langwerpige lussen.
Groot-getand: Lijnen die er uitzien alsof zij bezet zijn met grote spitse tanden.
Groot-uitgeschulpt: Lijnen die voorzien zijn van grote rond uitgesneden tanden.
Groot-uitgeschulpt kruis: Een kruis waarvan de lijnen van grote rond uitgesneden tanden zijn voorzien.
Guirlande: Slinger van groen en bloemen, populair tijdens het Franse Keizerrijk. De guirlande verving toen de dekkleden. Wordt regelmatig bij vrouwelijke wapens toegepast.
Gulden Vlies: Gouden vacht van een ram. Mythologische figuur uit de Griekse mythe van Jason en Argonauten. In de heraldiek afgebeeld als aan een ring hangend omgord dood ram.