Ook hier weer een gedeeltelijk vette beschrijving. Je zegt dat de hertog in 1392 de heerlijkheid verleende aan een leenman, later noem je het verpand en je suggereert dat hij dan uit handen van de hertog is. Dat is niet waar. Een leenman kon wel veel zelf regelen in zijn leen, maar moest het bij vererving of verkoop toch steeds weer met toestemming van de leenheer doen, die daarvoor ook steeds weer geld opstreek. Ik betwijfel zeer of de hertog ooit een heerlijkheid verpandde, maar daar moet je experts over Brabants leen voor raadplegen.