IJsseldelta
IJSSELDELTA
Provincie : Overijssel
Opheffing : 1997 Groot Salland
Toevoegingen : 1970 Mastenbroek; De Koekoek, Het Zwijnsleger en De Hagens, De Bedijking langs Dronthen, Broeken en Maten; Dronthen, Kamperveen, De Onderdijkse Polder, De IJssellanden, De Zuiderzeepolder bij Genemuiden, Hoog- en Laag-Zalk, De Pieper
I : 1 mei 1970
"Doorsneden door middel van een golvende dwarsbalk van azuur, gezoomd van goud : I gedeeld; a. in zilver twee beurtelings gekanteelde dwarsbalken van keel; b. in zilver een leeuw van sabel, gekroond van goud en getongd van keel; II in sabel een uitgerukte stobbe van goud. Het schild gedekt met een gouden kroon van drie bladeren en twee paarlen."
Oorsprong/verklaring
De golvende dwarsbalk stelt de IJssel voor, met de uiterwaarden er langs. De twee gekanteelde dwarsbalken in het eerste kwartier is het wapen van Bisschop Jan van Arkel, die in 1362 het initiatief nam tot het bedijken van het gebied. De leeuw in het tweede kwartier is de leeuw van het geslacht Van Buckhorst, dat in de Middeleeuwen een belangrijke rol speelde in de omgeving, en ook voorkomt in het oude wapen van de voormalige gemeente Zalk en Veecaten.
De stobbe of boomstronk in het onderste deel symboliseert het Mastenbroek in de gemeente, dat voor de bedijking een uitgestrekt moerasbos was. In dergelijke gebieden werden na de bedijking vaak grote stronken van veen- of kienhout gevonden.
Aan het wapen ging een hele reeks ontwerpen vooraf. Op 17 november 1969 stuurde de ontwerper, dhr Bontekoe, 7 ontwerpen naar het waterschap. Hij baseerde zijn ontwerpen op 6 verschillende motieven :<br\>
- de IJssel, met of zonder uiterwaarden,
- de leeuw van Van Buckhorst,
- het wapen van Arkel,
- zwaard en eieren ontleend aan een historisch verhaal, waarin in 1580 de boeren in het Mastenbroek zich verdedigden tegen roversbenden. Zij voerden hierbij een vaandel met een zwaard en een gebroken ei, waar de dooier uit gelopen was. Dit boerenlegertje werd de 'desperade bende' genoemd. Zij weerstonden de pogingen van de graaf van Hohenlohe om hen te verslaan door zich steeds terug te trekken in het moerasachtige gebied.
- een steur, afgeleid van de legende dat men in Kampen een steur met een bel liet zwemmen,
- het deltagebied, weergegeven door een driehoek.
Het waterschap vond uiteindelijk ontwerp E het meest acceptabel. Het ontwerp was gelijk aan het bovenstaande wapen, op het onderste deel na. Het bevatte in sabel een zwaard en het veld was bezaaid met eieren. Het waterschapsbestuur vond uiteindelijk de eieren toch geen geslaagd motief, omdat het verhaal niet erg bekend was in de omgeving. Bontekoe kwam toen met een vijftal ontwerpen met voorstellingen van het Mastenbroek. Hierin werden takken en stammen weergegeven op hermelijn of (tegen)goud hermelijn (als symbool voor het veen). Pas in een later stadium werd het hermelijn verlaten en werd gekozen voor de boomstronk.
Dit verzoek werd aan de koningin gericht en voorgelegd aan de Hoge Raad van Adel . Deze vond de boomstronk echter niet heraldisch verantwoord en te algemeen. De Hoge Raad van Adel kwam daarop met een voorstel om in de onderste helft een vereenvoudigde versie van het wapen van Kampen op te nemen. Het waterschap was gevestigd in Kampen en Kampen was een belangrijk handelscentrum gedurende enkele eeuwen.
Het bestuur antwoordde vervolgens dat zij toch wel prijs stelden op een symbool voor het Mastenbroek, en niet op Kampen. De relatie tussen de stad en het achterland was historisch, zeker op het gebied van waterbeheersing, niet altijd goed te noemen en opname van het stadswapen zou dus een verkeerde voorstelling van zaken geven. De Hoge Raad van Adel ging uiteindelijk akkoord met het ingediende voorstel en het wapen werd verleend.
Literatuur: gegevens verkregen van het waterschap.