Ameide
Portaal Nederlandse Overheidsheraldiek
Portaal Nederlandse heraldiek |
Onderdeel van: Heraldry of the World |
Nederlandse heraldiek:
Overzeese heraldiek:
|
Nederlandse heraldische verzamelobjecten
|
AMEIDE
Provincie : Zuid Holland
Opheffing : 1986 Zederik (2019 Vijfheerenlanden), Giessenlanden
Toevoegingen : -
I : 24 juli 1816
" Van lazuur beladen met een pal en verzeld van 2 smallere, alles van goud."
NB : de gemeente voert boven het schild een helm, zonder helmkleden, met een helmteken bestaande uit 2 aan de polsen geboeide en geharnaste armen.
Oorsprong/verklaring
De oorsprong van het wapen is niet bekend, hoewel Sierksma een sprekende verklaring probeert te geven door te stellen dat een (h)ameide een hekwerk of afrastering is.
In een brief van de burgemeester van 4-4-1815 wordt het wapen afgebeeld op een zegelstempel, inclusief de helm met helmteken. De kleuren werden niet ggeven en dus werd het wapen in rijkskleuren verleend. De kleuren van het wapen waren oorspronkelijk rood met drie zilveren palen. In deze vorm wordt het afgebeeld op de bodebus van Ameide, die uit de vroege 17e eeuw stamt.
Van Ameide zijn 3 zegels bekend, het eerste uit 1527 vertoont een tempel met 4 zuilen. In 1608 verschijnt een schild beladen met 2 palen, gedekt door een gesloten helm en met het helmteken. Randschrift Dit is het poortsegel van der Amyde. Een identiek zegel zonder randschrift uit deze tijd is ook nog bekend.
De oorsprong van het wapen kan gezocht worden in het wapen van de Heren van Goor. Ameide is waarschijnlijk gesticht door de Heren of Graven van Goor.
Het wapen van Ameide in de Oldenkott albums +/- 1910 |
Het wapen van Ameide in de Koffie Hag albums +/- 1930 |
Briefhoofd van voor 1940 |
Contact and Support
Partners:
Your logo here ?
Contact us
© since 1995, Heraldry of the World, Ralf Hartemink
Index of the site
Literatuur : archief Hoge Raad van Adel ; vdBergh, 1878; Sierksma, 1968; Agterberg, 1990; De Groot 'Nieuwe gezichtspunten aangaande de oorsprong van het geslacht de Vos van Steenwijk', in de Nederlandse Leeuw, IV (1937), 385